Brug 100: (1927)

Deze vaste plaatbrug over de Lijnbaansgracht en de Looiersgracht, ontworpen door Piet Kramer, heeft Amsterdamse School-kenmerken, in het bijzonder de landhoofden en pijlers.

Na de industriële revolutie begon een nieuwe bloeiperiode voor Amsterdam. Het toenemende verkeer stelde eigen eisen aan wegen en bruggen. Grachten werden gedempt en oude bruggen verdwenen. Voor de elektrische tram moesten bruggen worden verlaagd en dat kon omdat het water niet meer de functie van belangrijke verkeersweg had (het vervoer van goederen gebeurde steeds meer over land). De verlaging en verbreding van vele bruggen veranderde het traditionele beeld van Amsterdam als stad van stenen boogbruggen ingrijpend.

De vormgeving van de bruggen veranderde onder invloed van de industriële architectuur en techniek. Er dienden zich nieuwe constructiemogelijkheden aan. Gietijzer, welijzer en later staal deden hun intrede. De hoge boogbruggen werden platter gemaakt, verlaagd en verbreed. vanaf ±1860 werden ze deels vervangen door platte plaatbruggen. De nieuwe platte bovenbouw bestond uit liggers van ijzer of staal, vaak geflankeerd door kolommen of opzetters en consoles van gietijzer ter decoratie. Ook de houten wipbruggen werden gaandeweg vervangen door exemplaren van staal, meestal vaste bruggen.

Bron: BMA