Voormalig Burgerweeshuis

Het Amsterdam Museum is sinds 1975 gevestigd in het voormalige Burgerweeshuis en is o.a. toegankelijk via de zogenaamde Weeshuispoorten aan de Kalverstraat en de Sint Luciënsteeg. Hoewel het gebouwencomplex een lange (bouw) geschiedenis kent, wordt de huidige architectuur in belangrijke mate bepaald door twee grote verbouwingen en uitbreidingen in de periode 1632-1635. In die periode ontstonden feitelijk twee weeshuizen: het jongenshuis dichtbij de Kalverstraat en het daarachter gelegen meisjeshuis. Beide huizen waren gegroepeerd rond een eigen binnenplaats en van elkaar gescheiden door de in de loop van de tijd overkluisde en in 1865 definitief gedempte Begijnensloot.

De 17de-eeuwse werkzaamheden begonnen in 1632 met de (ver)bouw van het nieuwe jongenshuis. Boven een zuilengalerij van de gang naar de Kalverstraat werd de jongensschool gebouwd. De galerij bestaat uit zuilen in de Dorische orde met gedrukte bogen. De verdieping wordt geleed door Dorische pilasters op gegroefde consoles. Het ontwerp van galerij en jongensschool in renaissance stijl wordt toegeschreven aan Pieter de Keyser (1595-1676), zoon van de bekende bouwmeester Hendrick de Keyser. Het hoge hoofdgebouw aan de westzijde van de binnenplaats - ontstaan uit het voormalige Oudemannenhuis - werd in 1739 verbouwd en voorzien van de huidige voorgevel. De zandstenen ingangsomlijsting is van de hand van Jan van Logteren (1709-1745) en een vroeg voorbeeld van de Lodewijk XV-stijl in Amsterdam. In 1762 werd aan de oostzijde van de binnenplaats een galerij met 120 kastjes gebouwd waarin de werkjongens hun persoonlijke bezittingen en gereedschappen konden opbergen.

Het meisjeshuis - gelegen op het terrein van het vroegere Sint Luciënklooster - werd in de jaren 1634/35 geheel vernieuwd. Aan een binnenplaats verrezen drie sobere en monumentale bakstenen gevels, voorzien van pilasters in de kolossale orde met Ionische kapitelen. Het ontwerp werd geleverd door Jacob van Campen (1595-1657).

De vierde gevel, langs de Begijnensloot aan de oostzijde van de binnenplaats, werd in 1744 opgetrokken in dezelfde architectuur. De vier vleugels vormen een fraai harmonisch geheel in de stijl van het Hollands classicisme. Opmerkelijk zijn de overhoekse en gespleten voluten van de Ionische kapitelen en de aansluiting daarvan op de rechte hoeken van de pilasters. Een dergelijke oplossing is bekend geworden onder de naam 'Van Campen-kapiteel' en heeft grote toepassing gevonden in de Nederlandse architectuur van de 17de eeuw. In 1960 verhuisde het Burgerweeshuis naar een nieuwe vestiging aan het IJsbaanpad. Na te zijn aangekocht door de gemeente werd het complex bestemd tot historisch museum van Amsterdam. In 1966 werd begonnen met de ingrijpende verbouwing en restauratie onder leiding van de architecten B. van Kasteel en J. Schipper. In 1975 werd het Amsterdam Museum geopend. Door de aanleg van een glazen 'schuttersgalerij' op de plaats van de gedempte Begijnensloot en een verbinding met het Begijnhof werd het complex voor voetgangers ontsloten en ontstond een boeiend gebied van binnenhoven. Van het oorspronkelijke interieur is o.a. nog de regentenkamer aanwezig. Deze is op zichzelf al een bezoek aan het Amsterdam Museum waard.

Literatuur: R. Meischke, Amsterdam Burgerweeshuis, 's-Gravenhage 1975.

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, Amsterdam