Het Zon’s hofje in Amsterdam

Het Zon’s hofje werd in 1765 in gebruik genomen door doopsgezinde vrouwen bejaarden. Het gold indertijd als een modern en goed geoutilleerd tehuis. De stadsgeschiedschrijver Jan Wagenaar die het hofje kort na de opening bezocht, prees de sanitaire voorzieningen en de watervoorziening. Op de zolder had iedere bewoonster de beschikking over een turfhok en een droogruimte voor de was.

binnenplaats Zon's hofje in Amsterdam

Zon's hofje

Het Zon’s hofje kent een lange voorgeschiedenis. In 1671 scheidde een groepje doopsgezinden zich af van de gemeente De Zon, die bijeenkwam aan het Singel 118. Zij richtten in een pakhuis aan de Prinsengracht nabij de Prinsenstraat een nieuwe vergaderplaats in, De Kleine Zon geheten. Na hereniging van beide gemeentes, werd De Kleine Zon in 1720 overgenomen door een groep Friese doopsgezinden. Ze noemden de kerk aan de Prinsengracht naar hun vroegere vergaderplaats aan de Nieuwezijds Voorburgwal, de Arke Noachs. Toen ook de Friese doopsgezinden zich in 1752 bij De Zon aansloten, werd de kerk overbodig. In 1764 werd besloten om een hofje in de Tuinstraat dat in bezit was van De Zon te verkopen en op de plaats van de kerk een nieuw hofje te stichten voor oude doopsgezinde vrouwen.Een jaar later konden de eerste bewoonsters er hun intrek nemen.

e="Map3" id="Map3">