Begijnenhof in Amsterdam


Het Begijnenhof was geen klooster, maar een religieuze woongemeenschap zoals waarschijnlijk heel veel kloosters ooit begonnen zijn. De begijnen legden slechts een gelofte van kuisheid af maar waren vrij elk moment het hof te verlaten, ook voorgoed om bijvoorbeeld te trouwen. De eerste vermelding stamt van 1307, waarin een enkel huis ten noorden van het Spui vermeld wordt (baljuwrekening van 1307-'08) in een woonhuis buiten de stedelijke bebouwing, op een terrein dat nu bekend staat als de 'Grote Hof'. Toen de begijnen wilden uitbreiden stelde de stad Amsterdam hen het moeras tussen het Grote Hof en het Spui ter beschikking. Dat moesten ze wel zelf bewoonbaar maken! De begijnen waren daarmee niet overvraagd, namen gereedschap ter hand en hoogden het moeras stukje bij beetje op met afval, huisvuil en puin. Een eerste vermelding van de geslaagde drooglegging dateert van 1367 en de bewoning van het voormalige moeras van 25 april 1389. Dat staat nu bekend als de 'Kleine Hof'. De gewonnen ruimte was niet zozeer nodig voor eigen gebruik, maar maakte het mogelijk dat iets voor 1414 een deel van wat we het 'Begijneneiland' zijn gaan noemen, aan de 'zusters van het gemene leven' van het Sint Luciënconvent verkocht kon worden. De pater, die deze zusters begeleidde, fungeerde tevens als biechtvader voor de begijnen. De begijnen verzochten in 1417 het stadsbestuur met succes de grond van de Kleine Hof te mogen kopen. Daarmee werd de hof naar het zuiden verlegd, wat aan de bebouwing nog steeds te zien is. Die aankoop werd de begijnen toegestaan onder de voorwaarde dat zij voor de hof langs een straat (Buerenstraete) naar de brug over de Nieuwe Voorburgwal maakten, met brug (Nye brugge) in het verlengde van de Rozenboomsteeg. Ook kregen de begijnen het gedaan dat het stadsbestuur beloofde de strook grond tot het Spui nooit te bebouwen, zodat er blijvend vrij uitzicht zou zijn. Daar danken we vandaag dat best wel leuke pleintje aan, dat met de boeken- en kunstmarkten een mooie bestemming heeft gekregen.

Kapel van het Begijnenhof in Amsterdam

Kapel van het Begijnenhof


Omdat dit geen klooster was werd het na 1578 niet opgeheven. Wat wel opgegeven werd was het strikte religieuze karakter van de woongemeenschap en dankzij dat bestaat het hof vandaag nog steeds. De kapel werd hen wel afgenomen en in 1607 aan de Engelse Presbyterianen ter beschikking gesteld en gaat sindsdien als Engelse kerk door 't leven.

Tegenover die kapel werd de kosterij en een naastgelegen huis verbouwd tot schuilkerk, gewijd aan de H.H. Johannes en Ursula, die vandaag nog in gebruik is. De hoofdingang van het hof was aan de Gedempte Begijnensloot en een tweede ingang was in de ZW-hoek, achter het houten huis en uitkomend op de hoek Spui/Nieuwezijds Voorburgwal. Die is later vervangen door de huidige onderdoorgang naar het Spui. Een derde ingang was de doorgang in de NO-hoek naar het Sint Luciënklooster waar de biechtvader van de begijnen huisde. Die doorgang is nu voor publiek afgesloten.