Munttoren (1620) op het Muntplein, restant Regulierspoort

De Munttoren op het Muntplein is een restant van de tussen 1480 en 1487 gebouwde Regulierspoort, onderdeel van de oude Middeleeuwse stadsmuur. De Regulierspoort had twee torens met daartussen een poortgebouw.

Na de stadsuitleg van 1585 was deze stadsverdediging niet meer nodig en verloor de poort zijn functie. Ten behoeve van een glasblazerij werd in 1613 de muur rechts van de poort gesloopt. Aan de andere zijde kwam in 1616 een wachtlokaal. Twee jaar later ging de stadspoort in vlammen op. Men vermoedde dat de brand in het glashuis is ontstaan, maar de brand kan ook in de toren zijn ontstaan waar de wacht zat. Men besloot alleen de westelijke toren te herbouwen. Het wachthuis was wonder boven wonder gespaard gebleven. De zaal op de verdieping heeft nog lange tijd dienst gedaan als gildekamer en werd in 1674 verbouwd tot herberg.

Het overblijfsel van de Regulierspoort, de massieve torenstomp, kreeg in 1619/20 een achtkantige bovenbouw en een sierlijke open spits, een uurwerk met vier wijzerplaten en een carillon, naar een ontwerp van stadsbouwmeester Hendrick de Keyser in renaissance-stijl. Het bovenste gedeelte is van hout, bekleed met lood (zoals vanwege de bodemgesteldheid gebruikelijk bij de Amsterdamse torens). Oorspronkelijk gaf een vergulde windvaan in de vorm van een os (een verwijzing naar de markt in de Kalverstraat) de windrichting aan. De os werd later vervangen door een haan.

De toren kreeg zijn huidige naam in het Rampjaar 1672, toen het niet mogelijk was zilver en goud te transporteren naar de muntplaatsen Dordrecht en Enkhuizen. Amsterdam kreeg tijdelijk het recht van muntslag: in het wachthuis werd munt geslagen.

De in 1624 op de plaats van het glashuis gebouwde zogenaamde Engelse huizen werden in 1865 en 1877 gesloopt voor de verbreding van de brug over het Singel, waardoor het besloten Schapenplein verdween. Het nieuwe plein kreeg de naam Sophiaplein, maar werd in de volksmond al snel het Muntplein of kortweg de Munt genoemd. Pas in 1917 werd dat officieel de naam van het plein. Het wachthuis werd in 1877 vervangen door het huidige gebouw in neo-renaissance, uitgevoerd onder directie van W, Springer. De voetgangersdoorgang is overigens pas tijdens een verbouwing in 1938/39 gemaakt, toen het Muntplein, in feite dus een brede brug over het Singel, opnieuw werd verbreed. De toren bleek op den duur te klein om het Muntplein te domineren (de toren is 41 m hoog); deze rol werd overgenomen door de steeds hoger wordende omringende bebouwing, zoals het Carlton-Hotel in de Vijzelstraat.

De toren bezit één van de vijf carillons van de gebroeders Hemony die Amsterdam rijk is. De andere bevinden zich in de de Oudekerkstoren, de Zuidertoren, de Westertoren en de klokkenkoepel van het Paleis op de Dam. Het carillon bestaat tegenwoordig uit 38 klokken, 11 meer dan het oorspronkelijke aantal. De gebroeders Hemony waren de eersten die gegoten klokken op een bepaalde toon konden stemmen, waardoor het mogelijk werd deze te bespelen. Elk kwartier zet een mechanische speeltrommel de klokken in beweging en elk heel en half uur geven slagklokken het vereiste aantal slagen.

Op bijzondere dagen bespeelt de beiaardier de klavieren met handen en voeten en laat hij de toren "zingen" boven de hoofden van het winkelende publiek.

Bron: bureau Monumenten & Archeologie, gemeente Amsterdam