Een verdedigende wandeling

Wandelduur: ongeveer 2 à 2,5 uur

Beginpunt: Zeedijk bij de Prins Hendrikkade

Eindpunt: Prins Hendrikkade ter hoogte van het Damrak

Deze wandeling, aangeboden door J. Gerlings van Bureau Monumenten en Archeologie te Amsterdam, voert voornamelijk langs de oude stadsmuur die vanaf 1481 werd opgetrokken. Toen was Amsterdam al uitgegroeid tot een welvarende handelsstad. Mede daardoor en door haar strategische ligging was zij aantrekkelijk geworden voor aanvallende groepen. Landsheer (vanaf 1489 keizer) Maximiliaan I van Oostenrijk verplichtte daarom het stadsbestuur om een omwalling aan te brengen die de stad kon verdedigen tegen deze indringers. Vooral de twisten met Utrecht vormden een bedreiging voor de stad. De stadsmuur bestond uit een stevige muur, onderbroken door grote toegangspoorten en verdedigingstorens.

De wandeling laat u kennis maken met overblijfselen van deze oude stadsmuur en latere toevoegingen. Ook worden enkele bijzondere gebouwen op de route, kort toegelicht. Binnen de wandeling wordt de mogelijkheid geboden tot een kleine omweg door de Lastage.

Start

Zeedijk, ter hoogte van de Prins Hendrikkade. De Zeedijk begint rechts van het NH Barbizon Hotel. kruising van Zeedijk, Prins Hendrikkade en Sint Olofspoort staat het woonhuis Sint Olofspoort 1.

Sint Olofspoort

Aan deze zijde van de Zeedijk stond de Olofspoort. Deze stadspoort was een stenen versterking, ingebouwd in de stadswal uit omstreeks 1370. De poort stond in het verlengde van de belangrijkste verkeersader van het oostelijke stadsdeel, de toenmalige Kerkstraat, tegenwoordig de Warmoesstraat. De poort bestond uit twee zware torens aan de stadszijde, een brug over de stadsgracht en een versterking aan de veldzijde. De beschermheilige van de stadspoort was Sint Olof. In 1425 verloor de poort haar functie door de nieuwe stadsuitbreiding. De grond ten noorden van de hoofdpoort werd verkocht waarna er huisjes werden gebouwd, waaronder de voorganger van Olofspoort 1. In 1618 is het poortgebouw afgebroken, maar de vroegere doorgang heet nog steeds Sint Olofspoort.

Woonhuis Sint Olofspoort 1

Dit woonhuis is omstreeks 1605 gebouwd en wordt gerekend tot de Hollandse Renaissance. De trapgevel, natuurstenen blokjes boven de vensters en op de muurdammen daartussen, de vlakke vensterbogen en smalle geprofileerde waterlijsten zijn kenmerkend voor de bouwkunst van deze periode. Oorspronkelijk waren de vensters gevuld met kruiskozijnen Het huis is gebouwd ter plaatse van de voorpoort van de voormalige Sint Olofspoort.

Ga de Zeedijk op. Links staat het huis Zeedijk 1.

Zeedijk 1, Den ouden Aep

Halverwege de zestiende eeuw had zeker de helft van de Amsterdamse huizen nog een houten gevel. De oorspronkelijke houten huizen, met een houtskelet en houten wanden, zijn verdwenen. Wel wordt in de oudste delen van de stad nog zeer regelmatig een houtskelet aangetroffen achter een jongere stenen gevel. Zeedijk 1 en Begijnhof 34 zijn de enige Amsterdamse voorbeelden van een woonhuis met houten gevels. Het dwarshuis Zeedijk 1, 'den ouden Aep', werd opgetrokken omstreeks 1546-1550 en heeft een houten voorgevel. Bij houten huizen werd iedere verdieping vaak iets naar voren uitgebouwd om inwateren van het onderliggende geveldeel te voorkomen. Hier is dat 'oversteken' erg duidelijk: de verdiepingen komen tien duim naar voren (ongeveer 26 centimeter). Het houtskelet was bewerkt met een kroonlijstprofiel en op balken werd nog een rankenschildering aangetroffen. Op de bovenste verdieping zijn nog gekoppelde kruiskozijnen aanwezig. Omstreeks 1800 werd de oorspronkelijke verticale betimmering gewijzigd in een horizontale beplanking, op de verdieping verschenen schuiframen en het puntgeveltje maakte plaats voor de huidige gevellijst. De kelder werd vroeger als aparte woning verhuurd. Bijzonder aan dit gebouw is dat ze een inpandige hijsgelegenheid heeft. Daarnaast heeft het huis geen palenfundering omdat de grondslag van de zware zeedijk genoeg draagvermogen bood.

Vervolg uw weg over de Zeedijk. Even verderop ligt aan de rechterzijde de entree tot de Sint Olofskapel.

Sint Olofskapel, Zeedijk 2a

Tussen 1440 en 1450 werd tegen de Olofspoort de Sint-Olofskapel gebouwd op een gedempt stuk van de voormalige stadsgracht. De kapel behoort tot de oudste kerken van Amsterdam. De zaalkerk was oorspronkelijk vijftien meter lang en acht meter breed. De kapel werd aan het einde van de vijftiende eeuw verlengd, waarna er een Jeruzalemkapel aan werd toegevoegd. Jeruzalemkapellen waren in de vijftiende en zestiende eeuw ontmoetingsplaatsen voor pelgrims die de tocht naar Jeruzalem hadden ondernomen, de zogenaamde Jeruzalemvaarders. In de Amsterdamse Jeruzalemkapel heeft een kopie gestaan van het ‘Heilige Graf’ in Jeruzalem dat in de twaalfde eeuw opgericht werd boven de plaats waar volgens overleveringen Christus werd begraven. Na de Alteratie van 1578, waarin de katholieke stadsregering werd vervangen door een gereformeerde, werd de Sint Olofskapel, nu Oudezijds Kapel genaamd, een tijdje als koopmansbeurs gebruikt. Bij de vergroting van de kapel in 1644 werd de Jeruzalemkapel afgebroken en kreeg het gebouw zijn huidige vorm. De huidige driebeukige kerk heeft een bijna regelmatige plattegrond en is in een laatgotische stijl opgetrokken.

Sint Olof

Men heeft altijd gedacht dat de beschermheilige Sint Olof betrekking had op de Noorse patroonheilige Sint Olaf, de Vikingvorst die zich omstreeks het jaar 1000 tot het christendom bekeerde. Dat zou dan verwijzen naar de middeleeuwse handelscontacten met Scandinavië. Een andere verklaring is dat we te maken hebben met de Brabantse Sint Odulphus, de beschermheilige van dijken. Deze verklaring is geloofwaardiger aangezien de Sint Olofspoort en de Sint Olofskapel aan de Zeedijk hebben gelegen. De beroemde kaart van Cornelis Antoniszn, uit 1544, vermeldt de naam van de kapel ook als ‘S.Odefs’. De associatie met Sint Olaf dateert waarschijnlijk van halverwege de zeventiende eeuw, toen er sprake was van een Scandinavische immigratiegolf.

U gaat verder over de Zeedijk en gaat de eerste gracht links op, de Oudezijds Kolk.

Aan de Oudezijds Kolk staan meerdere pakhuizen uit verschillende perioden. Nr. 3 (D. Koorndrager, 1720), nr. 5 (Malaga, 1617), nr. 7 (Keulen), nr. 13 (De Blaeuwe Hoorn, 1720) en nr. 17 (omstreeks 1720) zijn allen pakhuizen met tuitgevels. Malaga, Oudezijds Kolk 5, een van de oudste pakhuizen in Amsterdam, heeft verticaal en horizontaal gekoppelde luiken.

Aan het einde van de Oudezijds Kolk, op de hoek met de Geldersekade, staat de Schreierstoren. De Schreierstoren is omstreeks 1487 gebouwd en is de enige overgebleven verdedigingstoren van de middeleeuwse stadsmuur. Oorspronkelijk rees de toren op vanuit het water met net boven het wateroppervlak schietgaten. In 1532 kreeg hij zijn huidige gedaante. De Schreierstoren heette oorspronkelijk de Schreyhoeckstoren. ’Schreyhoeck’ verwijst waarschijnlijk naar de scherpe hoek waar de Geldersekade en de Oudezijds Kolk samenkomen. De Schreierstoren is echter de geschiedenis ingegaan als de plek waar veel vrouwen schreiend hun geliefden hebben zien wegvaren. Hieraan heeft een fraaie gevelsteen bijgedragen die in de toren werd geplaatst.

Ga rechtsaf de Geldersekade op tot de eerste brug over de Geldersekade, ter hoogte van de Stormsteeg, de Bantammerbrug.

De Geldersekade

De Geldersekade is de oude stadssingel waarlangs de stadsmuur uit de periode 1481-1494 lag. Deze stadsmuur was uit baksteen opgetrokken, op een natuurstenen voet na. In het begin van de zeventiende eeuw werd deze stadsmuur afgebroken, maar in de kademuur van de Geldersekade tussen de huisnummers 18 en 50 bevinden zich nog steeds stukken zandsteen van deze stadsmuur. De Geldersekade dankt haar naam aan de aangemeerde beurtschepen die op de Gelderse steden voeren nadat deze gracht binnen de nieuwe stadsmuren was komen te liggen.

Bantammerbrug, Sint Nicolaastoren

Het noordelijke hoofd van de Bantammerbrug heeft een uitwas. Dit is het restant van het veelhoekige stenen fundament van een rondeel uit 1550. In dat jaar werd de Sint Nicolaastoren gesloopt en vervangen door een rondeel, naar de toen modernste vestingbouwkundige opvattingen.

Vervolg uw weg langs de Geldersekade tot de Waag op de Nieuwmarkt.

OF Ga via een korte omweg door de Lastage naar de Waag.

De alternatieve route leidt door het gebied dat bekend staat als de Lastage. Dit gebied was gelegen tussen het IJ en de zeedijk naar Muiden, de Sint-Antoniesdijk (de huidige Sint-Antoniesbreestraat) en stond bekend onder de naam ‘de Wael’. Deze natuurlijke haven was ontstaan door een dijkdoorbraak in 1380. Hier konden schepen veilig worden afgemeerd. In de loop van de vijftiende eeuw werden scheepswerven ontwikkeld op de omliggende terreinen en het gebied kreeg de naam Lastage, naar het balasten van schepen. Hier vonden scheepsbouw en herstelwerkzaamheden plaats, met de daarbij behorende industrie van touwslagerijen, pek en teerkokerijen, en de werkplaatsen van mastenmakers, zeilmakers, ankersmeden en dergelijke.

Steek de Bantammerbrug over en ga rechtdoor de Binnen Bantammerstraat in. Aan het einde van deze straat maakt u een lichte bocht naar rechts. Vervolg uw weg over de Oude Waal naar de Montelbaanstoren, op de hoek met de Oude Schans.

De Montelbaanstoren

De Lastage was niet beschermd tegen aanvallen van buitenaf en vormde zelfs een probleem voor de verdedigbaarheid, doordat zij een belemmering vormde voor het schootsveld vanuit de stad. Voor de gehele stad was het bouwen buiten de stadswallen onderhevig aan beperkende bepalingen: er mocht geen permanente bebouwing plaatsvinden rondom de stadswallen. Dit belemmerde de ontwikkeling van de Lastage, een economisch belangrijk gebied voor Amsterdam. Ter verbetering van de verdediging werd er in 1516 langs de oostzijde van de Lastage een gracht gegraven, de huidige Oude Schans. Met de vrijgekomen aarde werd een provisorische aarden wal met palissaden opgeworpen. Karel V, de landsheer, gaf toestemming om de bieraccijns te verhogen ter bestrijding van de aanlegkosten van de verdedigingswerken. Op de hoek van de Oude Schans bij de Oude Waal werd de Montelbaanstoren gebouwd. Na 1578 werden de verdedigingswerken van de stad gemoderniseerd en uitgebreid. De toren mocht niet boven deze omwalling uitsteken en werd verlaagd tot wachthuis of magazijn. De kwetsbaarheid bleef bestaan, totdat het gebied in 1585 met de aanleg van nieuwe vestingwallen binnen de stadswallen kwam te liggen. In 1606 kreeg de toren een nieuwe achthoekige bovenbouw naar ontwerp van de stadssteenhouwer Hendrick de Keyser om als uurwerk met klokkentoren te dienen. In 1610 was de toren zo aan het verzakken, dat er een nieuw fundament werd aangebracht samen met een stenen mantel rondom de voet van de toren.

Bij de Montelbaanstoren gaat u rechtsaf en vervolgt uw weg langs de Oude Schans. U slaat bij de derde straat rechtsaf en blijft aan de rechterzijde van de Recht Boomssloot.

Krom Boomssloot en Recht Boomssloot

Zowel de Recht Boomssloot als de Krom Boomssloot is ontstaan door een verbreding van voormalige sloten tot vaarten door de scheepsbouwer Cornelis Boom. Zo ontstond er een goede verbinding tussen de Geldersekade en de Oude Schans. In 1537 kreeg Boom te horen dat hij was verplicht om op ieder moment gehoor te geven aan het bevel om de vaarten af te sluiten. Ook de door hem aangebrachte houten brug moest in geval van nood afgebroken worden, zonder enige vorm van schadevergoeding.

U gaat de eerste brug over de Recht Boomssloot over en loopt rechtdoor over de Krom Boomssloot. U blijft aan de linkerzijde van de gracht.

Pakhuizen

Even voorbij de eerste brug staat aan de overkant, ter hoogte van Krom Boomssloot 18-20, een prachtig voorbeeld van een dubbel pakhuis met twee min of meer identieke gevels. ‘Schottenburgh’ dateert volgens een jaartalsteen uit 1636, maar is al te zien op een stadsplattegrond uit het einde van de zestiende eeuw. Opvallend is de geringe hoogte van de twee tuitgevels.

De Armeense Kerk, Krom Boomssloot 22

Vanaf omstreeks 1630 kwamen met enige regelmaat Armeense kooplieden naar Amsterdam. Hun aanwezigheid in de stad was vooral een gevolg van de bemiddelende rol die zij speelden in de handel tussen Amsterdam enerzijds en Perzië en Turkije anderzijds. In 1714 kregen zij toestemming van het stadsbestuur om een bestaand pakhuis aan de Krom Boomssloot om te bouwen tot een kerk. In 1749 werd het gebouw verfraaid met onder meer een omlijsting om de buitendeur. De Armeense gemeenschap begon vanaf die periode in aantal af te nemen en in 1874 werden de kerkelijke goederen toegewezen aan het hoofd van de kerk tsaristisch Russisch Armenië. In het gebouw werd een katholieke school gevestigd. Sinds 1989 is het gebouw weer als kerk in gebruik.

Ter hoogte van de Armeense Kerk steekt u de brug over en gaat rechtdoor, de Keizersstraat in.
U loopt deze straat uit en komt op de Nieuwmarkt. Steek over naar de Waag.

Vervolg basisroute.

Nieuwmarkt

De Nieuwmarkt is ontstaan in 1614 door de stadsvest deels te dempen en deels te overwelven.

De Waag, Sint Antoniespoort

De Waag op de Nieuwmarkt is het belangrijkste wereldlijke gebouw uit de Middeleeuwen dat Amsterdam nog bezit. Oorspronkelijk was het een stadspoort, de Sint Antoniespoort, en vormde zij één van de vier hoofdpoorten van de middeleeuwse stadsommuring. De Sint Antoniespoort werd gebouwd in 1488 en staat precies in het verlengde van de Zeedijk en de Sint Antoniesbreestraat. In 1614 verloor de poort haar functie na een stadsuitbreiding en werd tot waag verbouwd door het binnenplein te overkappen. Op de bovenverdiepingen werden enige gilden gehuisvest. De smeden, schilders, metselaars en de chirurgijns hadden elk hun eigen ingang in de toenmalige torens. Boven de ingangen ziet u de emblemen van de gilden. Aan de Zeedijkzijde is de ingang van het Sint-Barbaragilde (metselaars, steenhouwers, loodgieters, leidekkers), waarbij de toren voorzien is van siermetselwerk. Boven de deur van het schildersgilde ‘Sint Lucas’ is Lucas met os afgebeeld. Het Chirurgijnsgilde met zijn ‘Theatrum Anatomicum’ heeft boven de toegangsdeur een borstbeeld van de Griekse geneesheer Hippocrates. Verder hadden ook het smedengilde, het schuttersgilde, de schoenmakers en de koekenbakkers hun vertrekken in de Waag. De gilden werden in 1798 opgeheven en in 1819 werd hier voor het laatst gewogen.

U blijft op de Nieuwmarkt en loopt in de richting van de Kloveniersburgwal, dat is de gracht die in het verlengde ligt van de Geldersekade.
U blijft aan de rechterzijde van het plein.

Nieuwmarkt 20-22

De welgestelde koopman Jan Hermansz van Reen liet dit woonhuis in 1605 bouwen ter plekke van de voormalige tuin annex boomgaard van het Minderbroederklooster. Jan Hermansz was in 1597 een van de oprichters en bewindhebbers van de 'Nieuwe Compagnie van de vaerte op Oost-Indiën tot Amsterdam' die in 1602 opging in de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Jan Hermansz was één van de bewindhebbers in de Amsterdamse Kamer van de VOC en vertegenwoordigde haar in 1610 en 1619 in de vergadering van de Heren XVII, het bestuur van de VOC. Het pand stond aan de vestinggracht, tot deze in 1614 werd overkluisd en de Nieuwmarkt werd vergroot. Het is het vroegst bekende voorbeeld van een dubbelhuis in Amsterdam. Achter de vijf vensters brede gevel lag een voorhuis met zijkamer. Het huis had een geheel stenen gevel, er was geen houtskelet gebruikt en de kelder werd niet verhuurd maar diende als keuken. Allemaal elementen die in deze tijd alleen voorkwamen bij de rijkere huizen. Bijzonder was het uitkijkplatje tussen beide daken, maar daarvan is het bovendeel met balustrade verdwenen.

Vervolg uw weg over de Nieuwmarkt en ga de rechterzijde van de Kloveniersburgwal op.

De Kloveniersburgwal werd gegraven als onderdeel van de aanleg van de verdedigingswerken in 1425.

Aan de overzijde van de gracht ziet u de imposante pilastergevel van het Trippenhuis.

Het Trippenhuis, Kloveniersburgwal 29

Dit woonhuis is een laat voorbeeld van het ’rijke' Hollands Classicisme in Amsterdam. Het Trippenhuis is vernoemd naar de gebroeders Louis en Hendrick Trip, die dit dubbelhuis in 1662 lieten bouwen. De architect Justus Vingboons liet zich voor het ontwerp inspireren door het Stadhuis op de Dam (het huidige Koninklijk Paleis). Omwille van het monumentale effect werden de huizen gebouwd achter een gemeenschappelijke gevel. Zowel de gevel als de plattegrond zijn symmetrisch van opzet, met als gevolg dat de scheidingsmuur tussen de beide huizen uitkwam op het middelste venster. De broers hadden hun fortuin vergaard met het familiebedrijf: ‘Jacob, Louys & Hendrick Trip kooplieden in waepenen, geschut, cogels & amonitie van oorloge’. In de geveldecoratie zijn olijf- en palmtakken, kogels en kanonnen gebeeldhouwd en op het dak staan schoorstenen in de vorm van mortieren. Deze combinatie van wapentuig en olijftakken is een verwijzing naar de metafoor ‘ex bello pax’, uit oorlog komt vrede voort. Sinds 1812 zetelt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen in het Trippenhuis.

U vervolgt uw weg langs de Kloveniersburgwal tot aan de brug en gaat rechtsaf de Oude Hoogstraat in. U loopt door het poortje aan de linkerzijde de binnenplaats op van het voormalig Oost-Indisch Huis (thans in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam).

Oost-Indisch Huis, Oude Hoogstraat 24/ Kloveniersburgwal 48

Omstreeks 1550 werd op de boomgaard van het vroegere Sint Paulusklooster het Bushuis (geschutsmagazijn) van de stad gebouwd. Het gebouw lag met de lange zijde aan de Kloveniersburgwal en had een gevel aan de Oude Hoogstraat. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw werd een deel van dit gebouw verhuurd aan de VOC en werden de panden aan de zuidzijde van het binnenhof bijgebouwd. Deze gebouwen zijn toegeschreven aan Hendrick de Keyser. Zij hebben alle kenmerken van zijn stijl: zandstenen blokken en banden, versieringen onder de ontlastingsbogen en een afsluitende balustrade op de topgevel. In deze delen van het complex vergaderden de Heeren XVII, het centrale bestuur van de VOC. In 1890 werd het oude Bushuis afgebroken en vervangen door het neogotische gedeelte naar een ontwerp van rijksbouwmeester C.H. Peters.

U loopt terug door het poortje en slaat linksaf de Oude Hoogstraat in.
Voor de brug gaat u naar links, de Oudezijds Achterburgwal op. Links van u ligt een klein plein, het Walenpleintje.

De Waalse Kerk

De Waalse Kerk is de vroegere kapel van het klooster der Paulusbroeders. Dit convent werd in 1409 gesticht en de kapel werd in 1496 ingewijd. Na de Alteratie van 1578 werd het klooster door het stadsbestuur geconfisqueerd en in 1586 kreeg de Waals-hervormde gemeente, die uit het katholieke zuiden naar Nederland was gevlucht, toestemming om in de kloosterkapel Franstalige kerkdiensten te houden. De kapel werd toen omgedoopt in ’Walenkerck’ of Waalse Kerk. In 1661 werd de kerk met een zuidelijke zijbeuk uitgebreid, waardoor de Waalse Kerk haar huidige vorm kreeg: een driebeukige kerk, overkapt met houten tongewelven en ondersteund door ronde zuilen met achthoekige kapitelen. De kerk werd in 1885 verbouwd, waarbij de gevel aan het Walenpleintje werd vernieuwd.

Vervolg uw weg langs de Oudezijds Achterburgwal en ga bij het Rusland, de derde straat, naar links.
Aan het einde van deze straat gaat u voor de brug naar rechts, de Kloveniersburgwal op.
Aan de overzijde ziet u Kloveniersburgwal 77, het derde huis van de hoek met een gouden ster in het driehoekig fronton.

Kloveniersburgwal 77

In 1650 heeft Philips Vingboons dit huis gebouwd voor Nicolaas van Bambeeck. Van Bambeeck was een welgestelde lakenkoopman en getrouwd met burgemeestersdochter Agheta Bas. In 1641 schilderde Rembrandt portretten van Nicolaas en zijn vrouw. Het huis aan de Kloveniersburgwal heette 'De Star' naar het stamvaderlijk huis in de Warmoesstraat. Door het - 'onklassieke' - even aantal traveeën is de ingang uit het midden geplaatst. De naar achteren doorlopende gang was in deze tijd nog iets nieuws. Van Bambeeck dreef vooral handel in Spaanse wol en zijn huis had veel opslagruimte: twee pakkelders liepen onder het hele huis door en boven de eerste verdieping waren 'bequame Solders' te vinden uitgerust met twee hijsbalken. Achter het huis stond nog een pakhuis. De gevelsteen 'De Star' werd pas in 1937 aangebracht boven de ingang. Het gebouw heeft een vooruitspringende middenpartij met fronton. Het souterrain vormt in het basement met daarboven op Dorische pilasters (bel-etage). Boven de bel-etage zijn kolossale Ionische pilasters aangebracht. In het midden bevindt zich een scheidingsmuur, een oude bouwgrens tussen de twee panden die voor dit woonhuis hier stonden. Deze scheiding wordt gebruikt als een scheiding tussen het woongedeelte (rechts) en het representatieve gedeelte (links).

U loopt verder over de Kloveniersburgwal, passeert de Slijkstraat en komt bij de Oudemanhuispoort.

Oudemanhuispoort, Kloveniersburgwal

De gedeeltelijk overdekte doorgang tussen de Kloveniersburgwal en de Oudezijds Achterburgwal staat bekend als de Oudemanhuispoort. Hij leidt niet meer naar het Oudemannen- en Vrouwengasthuis, zoals weleer, maar sinds 1876 naar het hoofdgebouw van de Universiteit van Amsterdam (UvA). De poort aan de Kloveniersburgwal had een voorganger uit 1601, maar die werd in 1786 vervangen door de huidige, ontworpen door stadsbouwmeester Abraham van der Hart met beeldhouwwerk van A. Ziesenis. De poort bestaat uit Toscaanse zuilen en een hoofdgestel met trigliefen in het fries, waarboven drie figuren zijn gebeeldhouwd: de Mildheid met een hoorn des overvloeds, geflankeerd door figuren die de Armoede en de Ouderdom voorstellen. Zij symboliseren de zorg welke de stad had voor haar oude lieden.

Ter hoogte van de Oudemanhuispoort staat aan de overkant van de Kloveniersburgwal een stadspaleisje met zandstenen gevel, het Poppenhuis.

Poppenhuis, Kloveniersburgwal 95

Dit dubbelhuis van Joan Poppen is in 1642 door philips vingboons ontworpen. Het Huis Joan Poppen (of ’het Poppenhuis’) heet eigenlijk De Gulden Steur. De zandstenen lijstgevel is een mooi voorbeeld van Hollands Classicisme. De gevel wordt gedomineerd door een kolossale orde van zes Corinthische pilasters. De vier middelste pilasters dragen een groot driehoekig fronton. Het huis heeft een hoog dwarsdak (een paviljoendak) met sierschoorstenen. De oorspronkelijke kruiskozijnen zijn waarschijnlijk al in de achttiende eeuw vervangen door schuiframen met roedenverdeling. De hoge stoep en de ingang op de hoofdverdieping zijn in 1904 gesloopt. Sindsdien is een voormalige dienstingang tevens hoofdingang.

U blijft de Kloveniersburgwal volgen en loopt even de brug op.

Hier heeft u een prachtig zicht over Kloveniersburgwal, Waag en Binnen-Amstel.
Zo krijgt u een idee van de loop van de oude stadsmuur langs deze gracht.

Op de hoek met de Binnen-Amstel, waar nu het Doelenhotel staat, werd in 1481 de verdedigingstoren Swych Utrecht gebouwd, als onderdeel van de verdedigingsmuur uit hetzelfde jaar. Vanaf 1522 maakte de toren deel uit van de oefenruimte van de schutterij der kloveniers. De beroemdste compagnie van deze schutterij is wel die van kapitein Frans Banning Cocq. Rembrandt van Rijn kreeg in 1638 opdracht deze nachtwacht te portretteren (De Nachtwacht, 1642, Rijksmuseum). De oude Kloveniersdoelen werden al in de zeventiende eeuw door de stedelijke magistratuur gebruikt voor ontvangsten en buffetten. Ook voorname gasten van de stad werden wel ter overnachting in dit ‘herenlogement’ gehuisvest. In 1882 gaf de toenmalige eigenaar de architect J.F. van Hamersveld de opdracht om het logement radicaal te vernieuwen tot het huidige neorenaissance Doelenhotel. Delen van het muurwerk en de funderingen van het oude Doelenhotel en het buitenmuurwerk van de zeventiende-eeuwse Doelenzaal werden daarbij in de nieuwbouw opgenomen. In de korte gevel aan de brugzijde is op de eerste verdieping tussen de twee vensters een gevelsteen aangebracht met een afbeelding van de vroegere toren Swych Utrecht. Op de dakrand van de koepel staan twee beelden van Kloveniers.

U gaat terug naar de Kloveniersburgwal, met de bocht mee naar links en komt in de Nieuwe Doelenstraat.
Vervolg uw weg tot Hotel De l’Europe, aan het einde van de straat.

Op deze plek, waar de Amstel Amsterdam binnen stroomde, stond een rondeel. Een rondeel is een halfronde muurtoren zonder dak, met zwaar metselwerk. Het geschut dat hier was opgesteld beheerste de toegang tot de stad vanaf de Amstel. In 1633 werd het toen overbodige rondeel gesloopt en werd op de fundamenten de voorganger van het huidige Hotel De l’Europe, het logement Rondeel, gebouwd.

U loopt nu de Nieuwe Doelenstraat uit, steekt het Rokin over en loopt naar de toren aan de overkant. Dit is de Munttoren, u bent nu op het Muntplein.

Munttoren/ Regulierspoort

De Munttoren is een restant van de tussen 1480 en 1487 gebouwde Regulierspoort, onderdeel van de oude middeleeuwse stadsmuur. De Regulierspoort had twee torens met daartussen een poortgebouw. Na de stadsuitleg van 1585 was deze stadsverdediging niet meer nodig en verloor de poort haar functie. In 1613 werd de toren toegewezen aan een glasblazerij. Enkele jaren later ging de stadspoort in vlammen op, waarbij alleen de huidige Munttoren bleef staan. De massieve torenstomp kreeg een achtkantige bovenbouw en een sierlijke open spits, een uurwerk met vier wijzerplaten en een carillon, naar een ontwerp van Hendrick de Keyser. Het bovenste gedeelte is van hout, bekleed met lood. De toren kreeg zijn huidige naam in het Rampjaar 1672, toen het niet mogelijk was zilver en goud te transporteren naar de muntplaatsen Dordrecht en Enkhuizen. Amsterdam kreeg tijdelijk het recht van muntslag: in het wachthuis werd munt geslagen. Sindsdien dragen de toren en het wachtgebouw hun huidige namen van Munttoren en Muntgebouw.

Vanaf de Munttoren loopt u verder aan de rechterzijde van het Singel tot aan de Heiligeweg (rechts). Aan uw linkerzijde ligt het Koningsplein.

Heiligewegspoort

Op de plaats waar nu Koningsplein, Singel en Heiligeweg samenkomen, stond in de middeleeuwen de Heiligewegspoort. Deze poort, niet meer dan een toren met een onderdoorgang, lag aan het einde van een bedevaartroute naar de Kapel ter Heilige Stede aan de Kalverstraat. Duizenden pelgrims zijn door deze poort getrokken, waaronder keizer Maximiliaan van Oostenrijk, die de keizerskroon aan de stad heeft verleend.

Wonder van het Heilige Sacrament, De Kapel Ter Heilige Stede

De Kapel Ter Heilige Stede was gebouwd op de plek waar in 1345 een vermaard wonder van het Heilige Sacrament plaatsvond Een man op zijn sterfbed kreeg van de priester de hostie toegediend. Even later moest de man braken en de verpleegsters gooiden het braaksel in het open haardvuur. Toen één van de verplegende vrouwen de volgende ochtend het haardvuur oprakelde, zag zij tot haar verbazing de hostie, stralend wit en ongeschonden te midden van de vlammen. Op de plaats van het wonder ontstond een druk bezocht bedevaartsoord. De stad had hiervoor een speciale toegangsroute om het pelgrimsverkeer in goede banen te leiden. Deze route ging van Sloten via Kostverlorenwetering, Overtoom, de latere Leidsestraat en nog steeds zo geheten Heiligeweg naar de Heilige Stede aan de Kalverstraat.

U gaat verder langs het Singel.

Het terrein tussen Heiligeweg, Spui en Kalverstraat werd in 1425 toegewezen aan de voetboog- en handboogschutters.

Voetboogdoelen, Singel 425

Het gebouw aan Singel 425 vormt de ingang tot de Universiteitsbibliotheek van de UvA die in 1969 is voltooid (architect ir. J. Leupen). Dit gebouw staat op een terrein dat sinds 1939 leeg was. In dat jaar werd de katholieke kerk, de St-Catharinakerk uit 1820 gesloopt.
Daarvoor waren hier de vijftiende-eeuwse Voetboog- of St.-Jorisdoelen te vinden.

Stads-Bushuis, Singel 423

De gerestaureerde gevel van Singel 423 is van het Stads-Bushuis uit 1606. Hier lagen het geschut en alle lichte en zware handwapens van de stad opgeslagen; aan de Singelzijde had het twee grote deuren, om in tijden van nood snel de kanonnen naar de stadswal te kunnen brengen. Het grote gebouw werd in latere jaren voor verschillende doeleinden gebruikt:
als zetel van de Militie, als Koninklijke Stallen en als tijdelijke vergaderzaal van de gemeenteraad.

Handboogdoelen, Singel 421

Singel 421 is een sobere, achttiende-eeuwse lijstgevel met als bijzonderheid het grote wapen van Amsterdam en de vijf kleine wapens tussen de vensters daaronder. Het stadswapen werd aangebracht in 1733, toen de gevel zijn huidige uiterlijk kreeg. Er werd toen in het gebouw een beroemd logement gevestigd: het hotel Garnalendoelen. De kleinere wapens zijn die van de vier 'overlieden' van de Handboogdoelen in 1651, met in het midden het wapen van het handboogschuttersgilde. Grote delen van de handboogdoelen uit 1512 zijn, ondanks vele verbouwingen en uitbreidingen, bewaard gebleven onder het pleisterwerk en behang. De grote zaal op de eerste verdieping heeft nog haar oorspronkelijk balkenplafond. In de muren zitten resten van gotische vensters en van de grote schouwen, die konden worden gereconstrueerd. Op de begane grond kwam een groot stuk metselwerk met uitkragende bogen tevoorschijn, een restant van de middeleeuwse voorgevel. De herinnering aan de eerste gebruikers van het gebouw, de schutters van het St.-Sebastiaansgilde, is daarmee nog niet helemaal verdwenen.

U loopt nu verder en gaat rechtsaf het Spui op.

De eerste straat rechts is de Handboogstraat.
U kunt deze straat even inlopen om de achterzijde te bekijken van het Bushuis en de achteruitgang van de voormalige Handboogdoelen aan het Singel.

Het poortje van de handboogdoelen (rechts) dateert uit 1650 en verschafte toegang tot de terreinen achter het doelengebouw. Het poortje heeft Dorische zuilen en in het fries zijn voorwerpen afgebeeld die verwijzen naar de handboogschutters.

U steekt het Spui over en gaat de steeg tussen Begijnhof (witte achtergevels, links) en Esprit (winkelpand, rechts) in, de Gedempte Begijnensloot.
U loopt rechtdoor naar de Schuttersgalerij van het Amsterdam Museum.

U passeert het toegangspoortje tot, en de achtergevels van de huizen aan het Begijnhof (links)

Het Begijnhof wordt voor het eerst vermeld op het laatst van de veertiende eeuw. Begijnen waren weduwen en ongetrouwde vrouwen die geen levenslange belofte van armoede hadden afgelegd, maar wel een sober, godsvruchtig leven wilden leiden. Zij hielden zich veelal bezig met verpleging, armenzorg en onderwijs. In het begin van de vijftiende eeuw kreeg het complex in twee etappes zijn huidige vorm, met een ‘groot’ en ‘klein’ hof. Begijnhof 34 is het oudste bewaard gebleven Amsterdamse woonhuis met een houten gevel. Dit 'houten huys' werd gebouwd kort na de grote stadsbrand van 1452.
Goed is te zien hoe de vensters in het houten raamwerk werden geplaatst. De hoofdverdieping was bereikbaar via een buitentrap.
In de zestiende eeuw zijn vrijwel alle huizen met een verdieping verhoogd.
Achter de jongere gevels schuilen vaak nog overblijfselen van de middeleeuwse huizen, zoals delen van het houtskelet.

U loopt via de Gedempte Begijnensloot de Schuttersgalerij binnen van het Amsterdam Museum.

Het Amsterdam Museum is sinds 1975 gevestigd in het voormalige Burgerweeshuis. De grootscheepse verbouwing die toen plaats vond leverde ook het lumineuze idee om een deel van de al overkluisde Begijnensloot te overkappen. De wanden van de aldus ontstane 'openbare museumstraat' werden behangen met de grote schuttersstukken. Hoewel het gebouwencomplex een lange (bouw)geschiedenis kent, wordt de huidige architectuur in belangrijke mate bepaald door twee grote verbouwingen en uitbreidingen in de zeventiende eeuw. In die periode ontstonden feitelijk twee weeshuizen: het jongenshuis dichtbij de Kalverstraat en het daarachter gelegen meisjeshuis, grenzend aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De huizen waren van elkaar gescheiden door de in de loop der tijden overkluisde en in 1865 definitief gedempte Begijnensloot.
Beide huizen waren gegroepeerd rond een eigen binnenplaats.

Het jongenshuis

De zeventiende-eeuwse werkzaamheden begonnen in 1632 met de (ver)bouw van het nieuwe jongenshuis. Boven een zuilengalerij van de gang naar de Kalverstraat werd de jongensschool gebouwd. De galerij bestaat uit zuilen in de Dorische orde met gedrukte bogen. De verdieping wordt geleed door Dorische pilasters op gegroefde consoles. Het ontwerp van galerij en jongensschool wordt toegeschreven aan Pieter de Keyser. Het hoge hoofdgebouw aan de westzijde van de binnenplaats - het voormalige Oudemannenhuis - werd in 1739 verbouwd en voorzien van de huidige voorgevel. De zandstenen ingangsomlijsting is van de hand van Jan van Logteren. In 1762 werd aan de oostzijde van de binnenplaats een galerij met 120 kastjes gebouwd waarin de weesjongens hun persoonlijke bezittingen en gereedschappen konden opbergen.

Het meisjeshuis

Het meisjeshuis - gelegen op het terrein van het vroegere Sint Luciënklooster - werd in de jaren 1634-1635 geheel vernieuwd. Aan een binnenplaats verrezen drie sobere monumentale bakstenen gevels, voorzien van Ionische pilasters in de kolossale orde. Het ontwerp werd geleverd door Jacob van Campen. De vierde gevel, langs de Begijnensloot aan de oostzijde van de binnenplaats, werd in 1744 opgetrokken in dezelfde architectuur. De vier vleugels vormen een fraai harmonisch geheel in de stijl van het Hollands Classicisme. Opmerkelijk zijn de overhoekse en gespleten voluten van de Ionische kapitelen en de aansluiting daarvan op de rechte hoeken van de pilasters.

U verlaat het museumterrein via de poort bij de meisjesbinnenplaats, schuin tegenover de Schuttersgalerij. U komt bij de St-Luciënsteeg en gaat linksaf. Tussen de gevelstenen die hier in de muur zijn gemetseld is ook een exemplaar met een voorstelling van de zestiende-eeuwse Oude Schans met nog niet verhoogde Montelbaanstoren. U steekt de Nieuwezijds Voorburgwal over en komt in de Rosmarijnsteeg.
Aan het einde van deze steeg steekt u de Spuistraat over en komt in de Raamsteeg.

Dit deel van het middeleeuwse stadshart ontstond in 1425 toen de stadswal opschoof van de in 1380 vergraven Nieuwezijds Achterburgwal – sinds de demping in 1867 Spuistraat geheten – naar de nieuwe Singelgracht.

Aan het einde van de Raamsteeg gaat u rechtsaf het Singel op. Bij de Paleisstraat gaat u naar links en steekt de brug over.

Naast het hoekhuis aan de linkerzijde staan Singel 282-286 die in 1639 werden ontworpen door Philips Vingboons voor burgemeester Anthony Oetgens van Waveren. Feitelijk is hier sprake van drie woonhuizen onder een doorlopende kroonlijst. Daarmee wordt de schijn gewekt van één groot huis, iets dat pas gebruikelijk zal worden in de architectuur van de stadsuitleg van 1664. Op de beletage van Singel 284 bleef een groot deel van de oorspronkelijke zeventiende-eeuwse beschildering bewaard. De balken en zoldering van de achterkamer in het voorhuis zijn onder andere gesierd met ranken, bloemenslingers en putti (naakte kinderfiguren) die wapenschilden ophouden. Op dit geschilderde familiewapen prijkt in het middenveld ook het wapen van de heerlijkheid Waveren dat de bouwheer sinds 1642 bezat.

U loopt rechtdoor door de Gasthuismolensteeg.

De naam van de steeg verwijst naar de korenmolen die hier op het rondeel van de stadsmuur aan het Singel stond. Deze Gasthuismolen werd omstreeks 1460 gebouwd en heeft een goed eeuw bestaan. De molen werd verhuurd door het Sint Elisabethsgasthuis op de Dam onder beding dat hun koren er gratis werd gemalen. In dit vermoedelijk oudste Amsterdamse hospitaal werden arme zieken en vreemdelingen verpleegd.

U gaat rechtsaf de Herengracht op, steekt de Raadhuisstraat over en loopt verder over de Herengracht.

De Raadhuisstraat ontstond nadat de gemeente in 1890 besloot om een nieuwe verbinding tussen het centrum en het westen van de stad aan te leggen. Daarvoor werd, tussen Singel en Herengracht, de Warmoesgracht gedempt. Deze voormalige sloot langs de moestuinen (warmoezerijen) was bij de uitleg van 1593 binnen de stad gekomen. De fraaie bocht in de Raadhuisstraat, met zicht op de Westertoren, ontstond uit zuinigheid: zo hoefden voor de doorbraak minder huizen aan de Herengracht en Prinsengracht onteigend te worden.

Ter hoogte van de eerste zijstraat, de Driekoningenstraat, maakt de Herengracht een lichte knik. Deze knik is ontstaan door een oud bolwerk, onderdeel van de stadswal uit 1585. Deze wal werd aangelegd ter versterking van de toenmalige verdedigingsmuren en bevatte elf bolwerken. De omwalling liep vrijwel parallel aan de stadsmuur. Aan de buitenzijde van de omwalling werd een vestinggracht gegraven.
Binnen de omwalling werd een kleine gracht gegraven ten behoeve van de lijnbanen en andere bedrijven die hier gevestigd waren.
Deze ‘Achtergracht’ werd een kwart eeuw later uitgegraven en verbreed tot een hoofdgracht van de stad, de Herengracht.

Recht tegenover de Driekoningenstraat staat het Huis Bartolotti met rechts daarvan Herengracht 168.

Huis Bartolotti, Herengracht 170-172

Het Huis Bartolotti werd omstreeks 1620 gebouwd voor Guillelmo Bartolotti (Willem van den Heuvel), één van de rijkste Amsterdammers in die tijd. Het ontwerp wordt toegeschreven aan Hendrick de Keyser, de uitvoering aan zijn zoon Pieter. Op Bartolotti's huis staat hoe hij aan die rijkdom kwam: er zijn twee cartouches aangebracht met links het geschilderd opschrift ‘Ingenio et Assiduo Labore’ (door vernuft en noeste vlijt) en rechts ’Religione et Probitate’ (door godsdienst en rechtschapenheid). Bartolotti, een voormalige bierbrouwer, handelde in van alles en nog wat, zoals tarwe, hout, koper en geschut. Hij ondernam financiële transacties en onderhield zakelijke contacten met onder andere Italië en de Oostzeelanden. Het huis was op twee erven gebouwd en beschikte aan de achterzijde nog over een stal aan de Keizersgracht. Oorspronkelijk leidde één, asymmetrisch geplaatst poortje naar het voorhuis ter hoogte van de middelste twee traveeën. Van daaruit waren links de ‘daagse kamer’, eetkamer en kantoor te bereiken, en in de vertrekken rechts werden gasten ontvangen (voorkamer en zaal). Het huis is in de zogenoemde ’kleine bocht’ van de Herengracht gebouwd en volgt het verloop van de gracht met twee knikken, de beide buitenste traveeën zijn schuin geplaatst.

Herengracht 168 (Theater Instituut Nederland)

Huis Pauw werd in 1637 gebouwd voor Michiel Pauw, koopman, voormalig schepen en medeoprichter van de West-Indische Compagnie. Philips Vingboons maakte in zijn ontwerp gebruik van muren en balklagen van de suikerbakkerij die hier eerst stond. De belendende steeg werd in het woonhuis een naar achteren doorlopende gang, een nieuw element in de plattegrond van het Amsterdamse woonhuis. Andere bijzondere elementen waren het centrale trappenhuis tegenover de binnenplaats en de kamers en suite op de bel-etage. De Bentheimer zandstenen gevel was aanvankelijk zeer lichtgekleurd, zodat men van het Witte Huis sprak. De gevelversiering van deze eerste monumentale Amsterdamse halsgevel bestond vooral uit de driehoekige en gebogen frontons boven de oorspronkelijk lagere vensters, en het familiewapen in de top. Deze elementen verdwenen bij een ingrijpende verbouwing tussen 1728 en 1734, toen ook de vensters werden verlengd. Het interieur kreeg toen prachtige stucdecoraties, de wand- en plafondschilderingen en een wenteltrap in ‘vals perspectief’.

Vervolg uw weg langs de Herengracht en sla de eerste straat rechts in, de Oude Leliestraat.
U wandelt deze straat uit en komt bij de Torensluis over het Singel.

Torensluis, Jan Roodenpoortstoren

De Torensluis is een uitzonderlijk brede boogbrug op vier bogen uit 1648 ontworpen door Jan Adriaensz. Leeghwater, vooral bekend door de droogmalerij van de Schermer en andere Hollandse meren. Aan de zijde van de Torensteeg sluit de brug aan op de oude fundamenten van de verdwenen Jan Roodenpoortstoren. De toren was een restant van de vijftiende-eeuwse stadsmuur die grotendeels rond 1601 werd afgebroken. In 1616 is de toren verhoogd naar een ontwerp van Hendrick de Keyser. Tot 1815 was de toren in gebruik als gevangenis. In 1829 werd de toren uiteindelijk gesloopt, omdat hij volgens het stadsbestuur te ver uit het lood stond. De woning van de gevangenisbewaarder in het brughoofd bestaat nog steeds. In het plaveisel zijn de omtrekken van de toren aangegeven. Het ‘vlammend portret’ van de schrijver Multatuli werd ontworpen door Hans Bayens.

U gaat na de Oude Leliestraat gelijk linksaf en loopt verder over de even zijde van het Singel.

Singel 140-142, ‘De Dolfijn’

Even voorbij de eerste dwarsstraat, de Bergstraat, verrees in de jaren 1599-1602 het fraaie dubbel-huis ‘De Dolfijn’ voor de koopman-dichter-humanist Hendrick Laurenszoon Spieghel. De oranjerode bakstenen gevel met dubbele trapgevel werd ontworpen door Hendrick de Keyser. De beroemdste bewoner was ongetwijfeld Frans Banninck Cocq; niet vanwege zijn daden als heer van Purmerend, wel door zijn prominente aanwezigheid als kapitein der schutterij op Rembrandts ‘Nachtwacht’. Al doet de enkele stoep anders vermoeden, het huis werd al in de zeventiende eeuw in tweeën gesplitst.

U blijft het Singel volgen en passeert de Blauwburgwal.

Toen het Singel in 1585 zijn functie van vestinggracht verloor, besloot de stadsregering hem in een brede stadsgracht te veranderen. Het voornemen om een luxe woonomgeving te scheppen lukte niet echt, mede dankzij grondspeculatie die leidde tot een versnippering van eigendom en erven. Tot het einde van de negentiende eeuw behield het Singel een sterk gemengd karakter: rijke koopmanswo-ningen werden afgewisseld door eenvoudiger huisjes en pakhuizen, langs de waterkant werden verschillende markten gehouden, dankzij de houten klapbruggen functioneerde de gracht als een soort binnenhaven en beurtschepen op Engeland en Frankrijk meerden hier af. Zo stonden delen van het Singel bekend als de Londense Kaai of de Rouaanse Kaai.

U gaat bij de eerste zijstraat naar links, de Korsjespoortsteeg in.

Op deze hoogte lag een houten, in tijden van gevaar snel af te breken loopbrug over het Singel naar een kleine doorgang in de stadsmuur van 1481. Poort en brug werden vernoemd naar de houtkoper Corsgen Jacobszoon die aan deze zijde van het Singel een boomgaard had.

U slaat rechtsaf en komt in de Langestraat.

De luxere woonhuizen aan het Singel hadden een tuin met daarachter een koetshuis aan de Langestraat, soms verraden dubbele deuren nog deze oorspronkelijke functie. In deze buurt woonden vooral beurtschippers en ambachtslieden. De zeer dichte bebouwing werd ontsloten door stegen en gangen naar de achtererven. De zeventiende-eeuwse gevelsteen van Langestraat 5 maakte reclame voor een schipper. De ‘steigerschuit’ is een klein bootje waarmee de koopwaar van de grote zeeschepen in de haven werd gehaald en naar de plek van bestemming in de stad geboomd.

Aan het einde van de Langestraat slaat u rechtsaf, volgt de Brouwersgracht en gaat aan het einde linksaf de brug over om weer verder te lopen over het Singel. Bij de Haarlemmerstraat gaat u naar rechts en loopt via de Haarlemmersluis naar de overkant van het Singel, de Prins Hendrikkade.

Ter hoogte van de Haarlemmersluis stond de (tweede) Haarlemmerpoort, een van de hoofdpoorten van de stad in de verdedigingsmuur van 1481. Architectonisch leek zij sterk op de Sint Antoniespoort, met voorpoort, hoofdpoort en in totaal vier torens. Deze westelijke toegang tot de stad sloot aan op de huidige Haarlemmerstraat en de Nieuwendijk, delen van de voormalige zeedijk die Amsterdam en het achterland sinds de dertiende eeuw afschermde van het open IJ. Zij liep van de Kennemerduinen naar het Gooi. De poort werd gesloopt nadat bij de stadsuitbreiding van 1593 een nieuwe, houten Haarlemmerpoort was gebouwd wat verder naar het westen aan de Haarlemmerstraat, ter hoogte van de Herenmarkt.

U gaat naar links en volgt de Prins Hendrikkade.

De middeleeuwse stadsmuur werd aan de kop van het Singel afgesloten door de Heilige Kruistoren. In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog werden hier opstandige calvinisten opgesloten. Vervolgens stierven ze de verdrinkingsdood toen ze met handen en voeten gebonden in het water van het IJ werden gegooid. Na de Alteratie ging de Heilige Kruistoren als Haringpakkerstoren door het leven. In de toren werd een wachthuis van de schutterij gevestigd. De lage toren overleefde de ontmanteling van de stadsmuur en werd tot ‘stadssieraad’ verheven door de toevoeging van een spits. Uiteindelijk werd de toren in 1829 toch gesloopt. De naam Haringpakkerstoren was ontleend aan de wal langs het IJ tussen de Haarlemmersluis en de Martelaarsgracht waar de haringhandel was geconcentreerd; dit deel van de huidige Prins Hendrikkade heette tot in 1879 Haringpakkerij.

U gaat naar rechts en loopt de Prins Hendrikkade verder af tot aan de Martelaarsgracht.

Op het IJ klotsten eeuwenlang zeewaardige koopvaardijschepen, vissersboten, beurtveren, binnenschepen, lichters en dergelijke. De stad werd hier beschermd door een dubbele rij palen, de ‘sciltraminghe’, ongeveer ter hoogte van de treinsporen. Deze palissade bood bescherming, maar werd ook gebruikt als aanlegplaats voor de grote graanschepen die uit de Oostzee waren teruggekeerd. Tussen de palenrijen was een doorvaart gelaten. Maar als ´s avonds het ‘boomklokje’ over het uitgestrekte water had geklonken, werd deze doorgang afgesloten door dikke drijvende boomstammen bevestigd aan ijzeren kettingen. Scheepvaart was dan verder verboden en alle aangemeerde schepen moesten openliggen opdat indringers geen kans kregen zich in de boten te verschuilen. Voor reizigers die te laat aankwamen of juist ’s morgens vroeg wilden vertrekken, had de stad in 1613 een stadsherberg in het IJ gebouwd. In 1661 kwam daar de Nieuwe Stadsherberg bij, in het verlengde van de Martelaarsgracht. Het oorspronkelijke, bijna geheel houten gebouw op palen werd later uitgebreid met een stenen aanbouw, en was door een brug met de Haringpakkerij verbonden.
In 1872 werd de herberg gesloopt voor de aanleg van het Centraal Station.

Dit is het eindpunt van de wandeling.
Om op het Damrak uit te komen steekt u de Martelaarsgracht over en loopt nog een stukje rechtdoor over de Prins Hendrikkade.